Nghĩa của từ kleinzoon bằng Tiếng Pháp

kleinzoon [klɛi˘nzon] petit‐fils

Đặt câu có từ "kleinzoon"

Dưới đây là những mẫu câu có chứa từ "kleinzoon", trong bộ từ điển Từ điển Tiếng Hà Lan - Tiếng Pháp. Chúng ta có thể tham khảo những mẫu câu này để đặt câu trong tình huống cần đặt câu với từ kleinzoon, hoặc tham khảo ngữ cảnh sử dụng từ kleinzoon trong bộ từ điển Từ điển Tiếng Hà Lan - Tiếng Pháp

1. Mijn kleinzoon.

2. Bewijs je liefde, kleinzoon.

3. Mijn kleinzoon Joseph is autistisch.

4. Ik zei tegen mijn kleinzoon:

5. Dat is je kleinzoon.

6. Ik heb m'n kleinzoon.

7. Zeniffs kleinzoon Limhi was hun koning.)

8. Onze kleinzoon Ethan is 17 jaar.

9. We zullen onze kleinzoon nooit zien, hè?

10. Mijn kleinzoon heeft me geleerd over USB.

11. Onlangs ging ik skiën met mijn twaalfjarige kleinzoon.

12. Nimrod, een kleinzoon van Cham, was ook slecht.

13. Haar kleinzoon ploegde het tabaksveld met een muilezel.

14. Turner denkt dat Hasan z'n kleinzoon wou ontvoeren.

15. Op dat moment kwam mijn kleinzoon naast me staan.

16. Mijn kleinzoon wist dat het bijna bedtijd was.

17. 9 Abrahams kleinzoon Jakob ontving ook liefderijke goedheid.

18. Ik-Ik wil echt mijn kleinzoon en schoonzoon leren kennen

19. Hij moet het aan onze kleinzoon geven namens ons allebei.'

20. Onze kleinzoon van vier gaf zijn broertje een harde duw.

21. Rasji’s kleinzoon, rabbi Samuël ben Meïr (Rashbam), was eveneens een bijbelgeleerde.

22. Die oude klootzak denkt dat Hasan probeerde zijn kleinzoon te ontvoeren.

23. De Donkere... dat is de enige manier om mijn kleinzoon te redden.

24. Konin was de zoon van prins Shiki en kleinzoon van keizer Tenji.

25. Maar Mefibo̱seth, de kleinzoon van je meester, zal altijd aan mijn tafel eten.’

26. Jaren later maakte ook mijn kleinzoon, Peter, ondanks zijn slechte gezondheid, hetzelfde mee.

27. Alonso’s kleinzoon vraagt zich af of zijn opa wel van hem houdt.

28. Zeg dat hij die aan onze kleinzoon moet geven, namens ons allebei.

29. Dit voorjaar keken mijn man en ik naar een voetbalwedstrijd van onze vierjarige kleinzoon.

30. Zijn kleinzoon is de volgende maar hij is nog maar drie jaar oud.

31. Alles wat Turner op dit moment weet, is dat Hasan probeerde zijn kleinzoon te ontvoeren.

32. Zijn kleinzoon, Masamori, en achterkleinzoon, Tadamori, werden loyale volgelingen van de tennos Shirakawa en Toba.

33. Zu Wied was de kleinzoon van de regerend graaf (na 1784 prins) Johann Friedrich Alexander van Wied-Neuwied.

34. Ik leerde mijn kleinzoon Terry vier lessen naar aanleiding van het verhaal van Daniël in het Oude Testament.

35. De leer van het paradijs die Mary Bommeli de vrouwen bijbracht, was heel reëel voor haar kleinzoon.

36. Schwitzer helpt zijn kleinzoon de melodie en boodschap te voelen van een lofzang die hij op de piano oefent.

37. De vierde zoon van Cham uit het Oude Testament (Gen. 9:22; 10:1, 6) en kleinzoon van Noach.

38. Toen de taxi voor de tempel stilhield, was Katherine, de vrouw van mijn kleinzoon, meteen al in tranen.

39. Nobelprijswinnaar Elie Wiesel lag in het ziekenhuis te herstellen van een openhartoperatie toen hij door zijn vijfjarige kleinzoon werd bezocht.

40. (106) Een 73-jarige Filipijnse blijft het evangelie trouw ook al zijn haar dochter en kleinzoon bij een aardbeving omgekomen.

41. Hij was de kleinzoon van Hillel de Oudere, die een van de twee grote scholen binnen het Farizeese judaïsme had gesticht.

42. Tijdens zijn bewind stichtte de kleinzoon van Manikmaya, Wretikandayun, in 612 ten zuidoosten van het huidige Garut het koninkrijk Galuh met de hoofdstad in Banjar Pataroeman.

43. U kunt de uitdrukking ‘huis van Israël’ desgewenst als volgt toelichten: Het Oude Testament bevat de geschiedenis van Jakob, die de zoon van Isaak en kleinzoon van Abraham was.

44. Toch bleven haar dochter Meri, de vrouw van haar kleinzoon, Londa, en haar achterkleinkinderen, Nana en Zaza, die allen Getuigen van Jehovah waren geworden, met haar over de bijbel praten.

45. Maar uiteindelijk beloonde Jehovah haar volharding met een kleinzoon, die een schakel werd in de geslachtslijn die tot de Messias leidde. — Ruth 1:3-5, 19-21; 4:13-17; Mattheüs 1:1, 5.

46. 31 Toen verliet Te̱rah Ur van de Chaldeeën om naar het land Kanaän+ te gaan, samen met zijn zoon Abram en zijn kleinzoon Lot,+ de zoon van Ha̱ran, en zijn schoondochter Sarai, de vrouw van zijn zoon Abram.

47. Op hetzelfde moment lacht een gepensioneerde vrouw als ze een mailtje van haar kleinzoon leest, kijkt een reiziger wat de weersverwachting voor zijn bestemming is en zoekt een moeder nuttig materiaal voor het huiswerk van haar kind — allemaal via het internet.