Nghĩa của từ huiskamer bằng Tiếng Anh
huiskamer [həʏskamər] livingroom living‐room, sitting‐room
Đặt câu có từ "huiskamer"
1. Zulke botsende meningen maken de huiskamer tot een strijdperk.
2. Zijn fotootje siert de schoorsteenmantel van onze huiskamer, naast een recenter familieportret van kinderen en kleinkinderen.
3. We vonden Staci in de huiskamer, in een poel van bloed, en Teagan hysterisch in haar bedje.
4. Wanneer men een lezing in de Koninkrijkszaal houdt, wordt er een groter stemvolume vereist dan in de huiskamer van een pas geïnteresseerde persoon.
5. Dient het ons niet met afschuw te vervullen dat heftige, immorele, vuilbekkende mensen bij ons binnen zouden dringen en onze huiskamer verontreinigen? — Efeziërs 4:23-32.
6. Nadat we de woeste waakhond passeerden, kwamen we in de huiskamer van Tebello, een rustige jongeman die niet meer naar de kerk ging omdat hij het druk met andere dingen op zondag had gekregen.