Nghĩa của từ broeden op bằng Tiếng Pháp
broeden op [brudənɔp] couve
Đặt câu có từ "broeden op"
1. Ik ben op iets aan het broeden.
2. Mijn man en Laroche broeden al lang op dit plan.
3. De ara's zouden vlakbij de Braziliaanse notenbomen moeten broeden.
4. Je kan ze zoveel tegen elkaar wrijven. Maar ze gaan niet broeden.
5. Ze broeden in het hoge noorden en ze overwinteren in het zuiden van Zuid-Amerika.
6. Het mannetje en het wijfje broeden samen de eieren uit en voeden samen de jongen.
7. In India heeft de saruskraanvogel, de grootste van alle vliegende vogels, zich aangepast om te broeden in dorpsvijvers.
8. Als ze niet snel verschijnt, kan het te laat zijn voor hen om nog succesvol te broeden.
9. Op die lentemorgen waren de vogels druk bezig hun voedsel bijeen te scharrelen, elkaar het hof te maken, nestjes te bouwen, hun eieren uit te broeden en hun jongen te voeden.
10. 7 Het eerste lot viel op Jo̱jarib, het tweede op Jeda̱ja, 8 het derde op Ha̱rim, het vierde op Se̱orim, 9 het vijfde op Malki̱a, het zesde op Mi̱jamin, 10 het zevende op Ha̱kkoz, het achtste op Abi̱a,+ 11 het negende op Je̱sua, het tiende op Secha̱nja, 12 het 11de op E̱ljasib, het 12de op Ja̱kim, 13 het 13de op Hu̱ppa, het 14de op Jese̱beab, 14 het 15de op Bi̱lga, het 16de op I̱mmer, 15 het 17de op He̱zir, het 18de op Happi̱zzes, 16 het 19de op Petha̱hja, het 20ste op Jehe̱zkel, 17 het 21ste op Ja̱chin, het 22ste op Ga̱mul, 18 het 23ste op Dela̱ja, het 24ste op Maä̱zja.
11. Schiet op, op je knieën.
12. Extensies op campagneniveau overschrijven op hun beurt die op accountniveau.
13. Het zat op m'n armen, op m'n benen, op m'n kruis.
14. Op God vertrouwen, niet op rijkdom
15. We geven getuigenis op straat, op de markt en op parkeerplaatsen.
16. Op hem schieten, lijkt op beslechten.
17. Midden op de dag stuur ik een verwoester op ze af, op moeders en op jonge mannen.
18. Op dat terrein komt het aan op gebed en vertrouwen op Jehovah.
19. De doelen lichten op op de kaart.
20. Ik moet'overnemen op afstand'uitschakelen op elk systeem.
21. Door mijn verraad nam ik wraak op jou, op Lena en op mezelf.
22. De ouderen zaten op stoelen, de jongeren op banken en de kleintjes op een steen of op de grond.
23. Op de middag is hij op zijn kortst.
24. 'Op haar voeten schijten, op haar lijk schijten...'
25. Op eenheid.