Nghĩa của từ gedaante bằng Tiếng Anh
gedaante [xədantə] form, shape
Đặt câu có từ "gedaante"
1. Gevangen in deze ene gedaante.
2. maar ik herkende zijn gedaante niet.
3. in de gedaante van ouderwetse gebruiken
4. We weten allemaal dat ze kunnen van gedaante wisselen.
5. Wij kunnen God niet zien omdat hij geen menselijke gedaante heeft.
6. Zelfs als die persoon in de gedaante van een vijand komt.
7. We moeten met onze eigen soort vrijen, anders veranderen we van gedaante.
8. Hij kon van gedaante verwisselen met de kracht van zijn magische vishaak.
9. Voor ze erover waren, kwam een gedaante met kap hen de weg versperren.
10. + Jullie hoorden het geluid van woorden maar zagen geen gedaante+ — er was alleen een stem.
11. Dit gebeurde drie keer, tot ik volkomen bekend was met zijn verschijning — zijn gezicht, gedaante en bewegingen.
12. De geest en het lichaam zullen opnieuw worden verenigd in hun volmaakte gedaante’ (Alma 11:42–43).
13. Op overeenkomstige wijze ondervonden degenen die vervolgd werden onder de koning van het noorden in zijn nieuwe gedaante, van tijd tot tijd verlichting.
14. Wie zegt dat, zelfs als we morgen winnen... dat mutanten geaccepteerd zullen worden? Mijn voeten, jouw blauwe gedaante... zal nooit als schoonheid gezien worden.
15. Na verloop van tijd komt hij erachter dat hij is beetgenomen door de meester van illusie met zijn zoetgevooisde voorstelling van ellende in de gedaante van genot.
16. Het kan een heel hoge sokkel hebben gehad waarop zich een enorm standbeeld van een menselijke gedaante bevond, misschien Nebukadnezar zelf voorstellend of de god Nebo.
17. En zie, uit de rivier de Nijl stegen zeven koeien op, vet van vlees en schoon van gedaante, en ze gingen in het gras van de Nijl grazen.
18. Maar kan het mogelijk dat een nuchter harpooneer zou krijgen in een deur mat, en parade door de straten van een christelijke stad in dat soort van gedaante?
19. 18 In deze luisterrijke visionaire gedaante heeft Jezus een kleine boekrol in zijn hand, en Johannes krijgt de opdracht de rol te nemen en op te eten (Openbaring 10:8, 9).
20. Jezus hoeft geen menselijke gedaante aan te nemen om door aardbewoners te worden „gezien”, net zomin als Jehovah dat moest doen toen hij in de tijd van Mozes de tien plagen over de Egyptenaren bracht.
21. In de Egyptische mythologie was Seth de god van het kwaad, „voorgesteld in de gedaante van een fabeldier met een smalle, gebogen snuit, opstaande, brede oorschelpen en een stijve, gevorkte staart”. — Larousse Encyclopedia of Mythology.
22. Volgens het boeddhisme houdt deze kracht niet op bij het niet-functioneren van het lichaam ofte wel de dood, maar blijft ze zich in een andere vorm manifesteren, neemt ze een nieuwe gedaante van bestaan aan, wat wedergeboorte wordt genoemd.”
23. Wie leidde ooit de Zoon van God de wateren van de doop in en had het voorrecht om te zien hoe de Heilige Geest in de gedaante van een duif neerdaalde, of liever gezegd met het symbool van de duif, om van die verordening te getuigen?