Nghĩa của từ dieven bằng Tiếng Anh
dieven [divən] liquidate
Đặt câu có từ "dieven"
1. Postbodes zijn dieven.
2. Zwarte markt handelaars, dieven -
3. De smerige, kleine dieven.
4. De moordenaars, dieven, verkrachters...
5. Drugsbaronnen, moordenaars en dieven.
6. Dieven bestelen, niets is prettiger.
7. Ze zijn dieven van gelijke aard.
8. De Grimms zijn dieven en leugenaars.
9. De Gecko's zijn niet alleen dieven.
10. Dieven kennen nog eer, politici niet.
11. De dieven zijn gek op een beleg.
12. dieven breken in en buiten plunderen roversbenden.
13. Moordenaars, dieven, verkrachters, dealers, pedofielen en de maffia.
14. Alleen dat het allemaal dieven en tuig zijn.
15. Nonnen zijn hier veilig tussen moordenaars en dieven.
16. Dit dorp zit vol met dieven en bedriegers.
17. Degenen die relikwieën plunderen zijn erger dan dieven!
18. Zonder veel hindernissen kunnen de dieven ingerekend worden.
19. Behalve deserteurs zijn jullie ook nog eens dieven.
20. Boeren, goudzoekers, moordenaars en dieven zoeken er hun geluk.
21. Waarom liet je me denken dat jullie dieven waren?
22. Nou, afgelopen weekend hebben dieven bij de bank ingebroken en leeggeroofd.
23. Hij was de prins der dieven, voordat zijn vader hem liet verbannen.
24. De dieven van Duncan's zijn in het park, bij CPW en 95e Street.
25. Deze vuile, onaangename plaatsen boden slechts beperkt bescherming tegen de elementen en tegen dieven.
26. Dieven en andere gewetenloze personen azen vaak op mensen die ver van huis zijn.
27. Dieven en andere gewetenloze personen zullen vaak azen op mensen die ver van huis zijn.
28. EEN Braziliaans echtpaar lag al in bed toen zij hoorden dat dieven bij hen inbraken.
29. Nog een tegenslag kwam in april 1986 toen er dieven bij me inbraken en zowat alles stalen.
30. Sommige dieven zijn verslaafd aan drugs of hebben van stelen hun beroep gemaakt; anderen willen alleen eten.
31. Sommige christenen in Korinthe waren ’hoereerders, afgodendienaars, overspelers, homoseksuelen, dieven, hebzuchtige personen, dronkaards, beschimpers of afpersers’ geweest.
32. In oude tijden dienden zulke torens als observatieposten voor wachters, die de gewassen tegen dieven en dieren beschermden.
33. Volgens de Israëlische oudheidkundige dienst (IAA) werd Mirjams ossuarium aangetroffen bij dieven die een oud graf hadden geplunderd.
34. Dat was blijkbaar de gewoonte en werd misschien gedaan om de kostbare oogst te beschermen tegen dieven en plunderaars.
35. Jij koos ervoor om je dagen te spenderen zoals je altijd al deed, met hoeren in bed en drinken met dieven.
36. „Vergaart u niet langer schatten op de aarde, waar mot en roest ze verteren en waar dieven inbreken en stelen.” — Mattheüs 6:19.
37. * David en zijn mannen hielpen Nabals herders hun kudden te beschermen tegen dieven die in de wildernis rondzwierven. — 1 Samuël 25:14-16.
38. Jezus geeft zijn toehoorders evenwichtige raad: ‘Houd ermee op schatten op aarde te verzamelen, waar ze aangetast worden door motten en roest, en waar dieven inbreken en stelen.’
39. Zo gebood Jezus zijn volgelingen: „Vergaart u niet langer schatten op de aarde, waar mot en roest ze verteren en waar dieven inbreken en stelen” (Mattheüs 6:19).
40. Hun ommekeer doet ons denken aan de woorden van de apostel Paulus: „Noch hoereerders . . ., noch dieven, noch hebzuchtige personen, noch dronkaards, noch beschimpers, noch afpersers zullen Gods koninkrijk beërven.
41. Een herder in bijbelse tijden moest moedig zijn om zijn schapen te beschermen tegen leeuwen, wolven en beren, en ook tegen dieven (1 Samuël 17:34, 35; Johannes 10:12, 13).
42. Noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch mannen die er voor tegennatuurlijke doeleinden op na worden gehouden, noch mannen die bij mannen liggen, noch dieven, noch hebzuchtige personen, noch dronkaards, noch beschimpers, noch afpersers zullen Gods koninkrijk beërven.”
43. De bijbel zegt bijvoorbeeld dat „noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch mannen die er voor tegennatuurlijke doeleinden op na worden gehouden, noch mannen die bij mannen liggen, noch dieven, noch hebzuchtige personen, noch dronkaards, noch beschimpers, noch afpersers . . .
44. 14 Al eerder in zijn brief aan de Korinthiërs had de apostel Paulus duidelijk gemaakt dat hoereerders, overspelers, afgodendienaars, homoseksuelen, dieven, hebzuchtige personen, dronkaards, beschimpers en afpersers — allemaal mensen die in Korinthe volop aanwezig waren — geen deel zouden uitmaken van Gods koninkrijk.
45. Paulus noemde er enkele in zijn brief aan de Korinthiërs: „Noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch mannen die er voor tegennatuurlijke doeleinden op na worden gehouden, noch mannen die bij mannen liggen, noch dieven, noch hebzuchtige personen, noch dronkaards, noch beschimpers, noch afpersers zullen Gods koninkrijk beërven.”
46. 9 De apostel Paulus liet in de volgende woorden uitkomen wat onder wetteloosheid gerekend moet worden: „Noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch mannen die er voor tegennatuurlijke doeleinden op na worden gehouden, noch mannen die bij mannen liggen, noch dieven, noch hebzuchtige personen, noch dronkaards, noch beschimpers, noch afpersers zullen Gods koninkrijk beërven” (1 Kor.