Nghĩa của từ pech bằng Tiếng Pháp
pech [pɛx] panne
Đặt câu có từ "pech"
1. Je hebt pech, sukkel.
2. We hebben wat pech gehad.
3. Weer pech en weer naar huis.
4. Hij moest opgeven met mechanische pech.
5. Mijn keel was al doorgesneden, maar ik had pech.
6. Hij had de pech... dat ie half albino was.
7. Ik dacht dat het pech betekende te klinken met water.
8. Ja, dappere Sir Robin kreeg wat pech En heel galant vluchtte hij weg.
9. Als jullie hier zijn om de mand met giften te stelen, dan hebben jullie pech.
10. Ik geloofde altijd, dat God... iedere man een redelijk deel, aan pech zou geven.
11. Als Jake's pech ook maar de helft is van het mijne, hebben we niet veel tijd.
12. Zelfs als we de pech hebben om te worden gediagnosticeerd met kanker zal dat alarm in een vroeg stadium een sterk baken van hoop bieden.
13. Ik hoopte dat er niets aan de hand was, dat Clear Rivers uit haar nek lulde... en dat Evan Lewis'dood gewoon domme pech was.
14. Ze gaf haar familie de schuld, haar vriendinnen, haar baas en collega’s, de politie, de buren, kerkleiders, de huidige modetrends, zelfs de heftigheid van zonnevlammen en doodgewone pech.