Nghĩa của từ oprukken bằng Tiếng Pháp
oprukken [ɔprɵkən] avance
Đặt câu có từ "oprukken"
1. Bran zag de Nachtkoning en zijn leger oprukken naar Eastwatch.
2. Toch blijft de gesel van hongersnood en voedseltekorten oprukken.
3. Op Jehovah’s bestemde tijd zal de geduchte vijand „stellig oprukken als wind”.
4. De gecombineerde strijdkrachten zouden dan het Kanaal oversteken, bij Essex aan land gaan en naar Londen oprukken.
5. Een uit het westen binnenvallend leger zou door de Sjefela heen moeten voordat het kon oprukken tegen Jeruzalem, de hoofdstad van Israël.
6. Omdat er nu geen leger meer was dat het oprukken van Philippos kon tegengaan, kwam de oorlog tot een einde.
7. 20 Ben-Ha̱dad luisterde naar koning A̱sa en liet zijn legerofficieren oprukken tegen de steden van Israël. Ze versloegen I̱jon,+ Dan,+ Abel-Beth-Ma̱ächa, heel Ki̱nnereth en heel het land van Na̱ftali.
8. Het plan was dat de 2e Nieuw-Zeeland-Divisie, samen met dat wat nog over bleef van de 5e Indische Infanteriedivisie en de 7e Gemotoriseerde Brigade onder hun bevel, naar het noorden zou oprukken om de flank en achterhoede van de As te bedreigen.