Nghĩa của từ nagelen bằng Tiếng Pháp
agelen [naɤ°ələn] cloue
Đặt câu có từ "nagelen"
1. Spreek me nog eens aan bij mijn naam en ik laat je tong nagelen aan een karrenwiel.
2. Een dag zonder iemand aan de schandpaal te nagelen begon te voelen als nagels vijlen en rondlummelen.
3. Dat heeft God zelfs ’uit de weg geruimd door het aan Jezus’ martelpaal te nagelen’ (Kolossenzen 2:13, 14).
4. Lu 23:33 — Welk archeologisch bewijs laat zien dat er bij terechtstellingen waarschijnlijk spijkers werden gebruikt om veroordeelden aan een paal te nagelen?
5. Maar hij zwichtte voor de druk van het gepeupel en liet Jezus aan de paal nagelen. — Lukas 23:13-15; Johannes 19:12-16.