Nghĩa của từ koning bằng Tiếng Pháp

koning [koniŋ] roi

Đặt câu có từ "koning"

Dưới đây là những mẫu câu có chứa từ "koning", trong bộ từ điển Từ điển Tiếng Hà Lan - Tiếng Pháp. Chúng ta có thể tham khảo những mẫu câu này để đặt câu trong tình huống cần đặt câu với từ koning, hoặc tham khảo ngữ cảnh sử dụng từ koning trong bộ từ điển Từ điển Tiếng Hà Lan - Tiếng Pháp

1. Pak't, koning.

2. Leve de koning.

3. 18 de koning van A̱fek, de koning van Lassa̱ron,

4. 19 de koning van Ma̱don, de koning van Ha̱zor,+

5. Heil, Théoden Koning!

6. " NIEUWE KUNGFU KONING:

7. Bescherm koning Kotys.

8. 9 Ze zeiden tegen koning Nebukadne̱zar: ‘O koning, leef in eeuwigheid!

9. + Leve de koning!’

10. Heil koning Beowulf.

11. En onze koning...

12. Gegroet, koning Arthur.

13. Wat gaat de grote koning, de machtige koning, de koning van de vier hoeken van de wereld doen?

14. Wat deed koning Hizkia?

15. Lang Leve de Koning!

16. Koning Sanherib was verslagen.

17. De Hand van de koning wil de koning graag zeggen dat...

18. Hier is jullie koning.

19. Heil aan de koning!

20. DE ZEGEVIERENDE KONING REGEERT

21. Zoals een nutteloze koning!

22. Koning van het Woud.

23. Koning Joffrey Baratheon is geen echte koning en geen echte Baratheon.

24. Je spreekt tegen de Hand van de Koning niet de Koning.

25. De zwarte koning staat tegenover de witte koning op het veld e8.

26. 22 de koning van Ke̱des, de koning van Jo̱kneam+ bij de Ka̱rmel,

27. Wees verdomme een koning.

28. Lang leve koning Schadenfreude!

29. De koning is dood.

30. Onze koning ontbiedt je.

31. Heil aan de Koning.

32. De koning was ontroostbaar.

33. De koning was heel oud, en Abi̱sag,+ de Sunamitische, bediende de koning.

34. Lang leve de koning.

35. De koning was woedend!

36. als Koning voor iedereen.

37. Koning van het Noorden.

38. Pekach (koning), zoon van Remaljahu

39. Nee, maar als de koning...

40. Koning van nomaden en schapen.

41. Jouw fiancee, de Peanut Koning.

42. Koning Noach ondergaat de vuurdood.

43. Ontsnapt aan een wrede koning

44. 13 In het 18de jaar van koning Jero̱beam werd Abi̱a koning over Juda.

45. Hoeveel goud bezat koning Salomo?

46. hun Koning voert hen aan.

47. 15 In het 27ste jaar van koning Jero̱beam* van Israël werd Aza̱rja*+ koning van Juda. + Hij was de zoon van koning Ama̱zia.

48. In de twee voorgaande generaties had de koning de platen overgedragen aan de volgende koning.

49. Hoe reageerde de koning van het noorden op wat de koning van het zuiden deed?

50. Raak je koning niet aan.