Nghĩa của từ beven bằng Tiếng Pháp

beven [bevən] tremble

Đặt câu có từ "beven"

1. Beven, gezichtsproblemen, euforie.

2. Twee mannen die beven van angst.

3. Laten alle bewoners van het land* beven,

4. “Horen jullie niet voor mij te beven?

5. Hoe spant „het beven voor mensen” een strik?

6. Zijn woede over mijn verraad deed de hemelen beven.

7. 6 Door hen zullen volken beven van angst.

8. Waarom is „het beven voor mensen” zo’n doeltreffende strik?

9. Voor sommigen vormt „het beven voor mensen” een strik

10. 8 De aarde begon te schudden en te beven. +

11. en hun koningen zullen beven van angst,+ met een vertrokken gezicht.

12. als hij opstaat om de aarde van angst te laten beven.

13. Toen Jezus aan het bidden was, begon Hij door de pijn te beven.

14. en het voorwerp van hun vrees moogt gijlieden niet vrezen, noch ervoor beven.”

15. „Het beven voor mensen, dat spant een strik”, zegt een spreuk.

16. * Ze zullen op de grond zitten, onophoudelijk beven en verbijsterd naar je staren.

17. Toen deze naderbij kwam, sprong zijn hart op en begon te beven.

18. De handen en armen beven, de benen worden zwakker en er blijven weinig tanden over.

19. Aucklanders hebben gisterenavond bescherming gezocht toen een... serie van kleine aardbevingen de regio deed beven.

20. Zouden de apostelen beven van angst wanneer zij voor zo’n indrukwekkende en vijandige vergadering zouden verschijnen?

21. Het kan de oorzaak vormen van kortademigheid, hartkloppingen, flauwte, beven, misselijkheid en een gevoel van desoriëntatie.

22. Volken — zelfs de bewoners van de eilanden, van de verst verwijderde streken — beven bij zijn nadering.

23. 12 Later schreef Paulus dat alle christenen ’met vrees en beven hun eigen redding moesten blijven bewerken’.

24. En zijn hart beefde, en ook het hart van zijn volk, zoals de bomen van het woud beven voor de wind.

25. *+ 27 De koning zal rouwen,+ de leider zal bekleed zijn met wanhoop* en de handen van het gewone volk* zullen beven van angst.

26. „Blijft . . . met vrees en beven uw eigen redding bewerken”, maant de apostel Paulus. — Filippenzen 2:12; Hosea 3:5; Lukas 12:4, 5.

27. De goddelozen en de trotsen beven voor zijn waarschuwingen, maar voor de gewonden en berouwvollen spreekt hij met de stem van een moeder. . . .

28. En zij zullen werkelijk ieder onder hun wijnstok en onder hun vijgenboom zitten, en er zal niemand zijn die hen doet beven.” — Micha 4:2-4.

29. „Zij zullen werkelijk ieder onder hun wijnstok en onder hun vijgeboom zitten, en er zal niemand zijn die hen doet beven” (Micha 4:4).

30. „Zij zullen werkelijk ieder onder hun wijnstok en onder hun vijgenboom zitten, en er zal niemand zijn die hen doet beven.” — Micha 4:4.

31. „Zij zullen werkelijk ieder onder hun wijnstok en onder hun vijgenboom zitten, en er zal niemand zijn die hen doet beven.” — MICHA 4:4.

32. 24 „Zij zullen werkelijk ieder onder hun wijnstok en onder hun vijgeboom zitten, en er zal niemand zijn die hen doet beven.” — Micha 4:4.

33. „Zij zullen werkelijk ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgeboom zitten, en er zal niemand zijn die hen doet beven.” — Jesaja 65:21, 22; Micha 4:4.

34. Een hoog kantoorgebouw voor me zwaaide heen en weer en stenen begonnen van een ouder gebouw links van mij naar beneden te vallen terwijl de aarde bleef beven.

35. 10 welke donkere en duisterniswekkende daden voldoende zijn om de hel zelf te doen huiveren en van afgrijzen te verbleken en de handen van zelfs de duivel te doen beven en sidderen.

36. In plaats daarvan zullen in dat komende paradijs rechtvaardigen „werkelijk ieder onder hun wijnstok en onder hun vijgeboom zitten, en er zal niemand zijn die hen doet beven”. — Micha 4:4.

37. Jesaja antwoordt: „Men zal in de grotten der rotsen en in de holen van het stof gaan wegens de angstwekkendheid van Jehovah en voor zijn luisterrijke superioriteit, wanneer hij opstaat om de aarde te doen beven.

38. 19 En zij zullen kruipen in de spelonken van de rotsen, en in de holen van de grond, want de vreze des Heren zal over hen komen en de luister van zijn majesteit zal hen slaan, wanneer Hij opstaat om de aarde vreselijk te doen beven.

39. 6 Daarom, voorwaar, Ik zeg: Laten de goddelozen zich in acht nemen en laten de weerspannigen vrezen en beven; en laten de ongelovigen hun lippen op elkaar klemmen, want de adag van verbolgenheid zal hen overvallen als een bwervelwind en alle vlees zal cweten dat Ik God ben.

40. Op die dag zal de aardse mens zijn goden van zilver, die waardeloos zijn, en zijn goden van goud, die niets waard zijn, . . . voor de spitsmuizen en voor de vleermuizen werpen, om in de holen in de rotsen en in de kloven van de steile rotsen te gaan, wegens de angstwekkendheid van Jehovah en voor zijn luisterrijke superioriteit, wanneer hij opstaat om de aarde te doen beven.