Nghĩa của từ arbeiden bằng Tiếng Anh
arbeiden [ɑrbɛi˘dən] work
Đặt câu có từ "arbeiden"
1. 17 En het geschiedde dat ik, Nephi, mijn volk ertoe aanzette anaarstig te zijn en met hun handen te arbeiden.
2. ‘Daarom, laten wij uitgaan en deze laatste maal met al onze kracht arbeiden, want zie, het einde nadert, en dit is voor de laatste maal dat ik mijn wijngaard snoei’ (Jakob 5: 61–62).
3. 17 Wee u, aarmen, wier hart niet gebroken is, wier geest niet verslagen is, en wier buik niet verzadigd is, en wier handen zich er niet van weerhouden zich aan andermans goederen te vergrijpen, wier ogen vol bhebzucht zijn en die niet met uw eigen handen wilt arbeiden!