Nghĩa của từ apotheker bằng Tiếng Anh
apotheker [ɑpotekər] chemist chemist, dispensingchemist, pharmaceuticalchemist, pharmacist
Đặt câu có từ "apotheker"
1. O, waar apotheker!
2. Morgan is apotheker.
3. Wat, ho! apotheker!
4. De zoon van de apotheker.
5. Jehovah lijkt dus niet op de apotheker.
6. Ik was tegen de twintig en leerde voor apotheker.
7. Ik moet naar de apotheker voor ik te laat ben.
8. Sommigen denken misschien net zo over Jehovah God als Kenichi over de apotheker dacht.
9. Ik ben dan wel gewoon apotheker, maar weet hoe hoestmedicatie eruit ziet hoor.
10. Sarkozy trouwde op 23 september 1982 met Marie-Dominique Culioli, de dochter van een apotheker uit Vico.
11. Omdat de communicatie met de apotheker moeizaam verliep, bood een klant die Jenny heette aan ons te helpen.
12. Ik herinner me een apotheker, - En hier in de buurt hij woont, - die te laat merkte ik
13. In 1805, was hij, als assistent-apotheker in Paderborn, de eerste die morfine wist te isoleren uit opium.
14. Geen wonder dat Kenichi eraan begon te twijfelen of de apotheker wel genoeg aandacht aan zijn behoeften had besteed.
15. Zij onderscheiden niet altijd volledig wat de werkelijke behoeften van anderen zijn, zoals bij Kenichi’s apotheker het geval was.
16. John Stith Pemberton (Knoxville (Georgia), 8 juli 1831 – 16 augustus 1888) was een Amerikaanse arts en apotheker maar is vooral bekend als de bedenker van de drank Coca-Cola.