Nghĩa của từ gastheer bằng Tiếng Pháp
gastheer [xɑsther] amphitryon, hôte
Đặt câu có từ "gastheer"
1. Je bent een prima gastheer.
2. Ik wil even met de gastheer praten.
3. Harry, dit is onze gastheer Harlan Dexter
4. Controleert gastheer tot nieuw evenwicht hersteld is.
5. De gastheer is generaal Zod van Kandor.
6. 18 Is onze Herder ook een gulle gastheer?
7. Plotseling begon onze gastheer hard te roepen: „Broeders!”
8. Harry, dit is onze vrijgevige gastheer, Harlan Dexter.
9. Hoe kunnen we waardering tonen voor onze Gastheer, Jehovah?
10. Daarop riep onze gastheer: „De kringopziener is er!”
11. Tenzij't lichaam van de gastheer niet meer functioneert.
12. Je kunt ze alleen doden, door de gastheer te doden.
13. De gulle gastheer offreert gewoonlijk meer dan zijn bezoeker aankan.
14. Er bestaan andere parasieten die dit doen -- de gastheer steriel maken.
15. Ik en de hele familie willen onze genereuze gastheer bedanken.
16. 7 De gastheer in de illustratie krijgt midden in de nacht bezoek.
17. Als m'n gastheer sterft en ik als geest beweeg, kan niemand me weerstaan.
18. De ammoniak die de vis uitscheidt, zorgt ervoor dat zijn gastheer sneller groeit.
19. Zodra de parasieten binnen zijn, heeft de gastheer niets meer te zeggen.
20. Soms heb je ziekteverwekkers die voor overdracht niet afhankelijk zijn van de mobiliteit van de gastheer.
21. 18 Hoe staat het dan met eventuele speciale gelegenheden waarbij wij misschien als gastheer optreden?
22. De gastheer was Jimmy Kimmel, die de show voor de eerste maal presenteerde.
23. 9, 10. (a) Waarom kunnen wij zeggen dat Jehovah de volmaakte gastheer is?
24. Ik vond de broer van de grote Khan een goede gastheer, zoals prins Jingim al zei.
25. Als de gastheer sterft, koelt het lichaam en gaan de vlooien op zoek naar een ander slachtoffer.
26. 17. (a) Waarom moet de gastheer erg selectief zijn als er op een gezellige bijeenkomst muziek is?
27. De anemoonvis legt haar eitjes aan de voet van de gastheer, waar beide ouders ijverig de wacht houden.
28. In dit vers beschrijft David zijn Herder als een gulle gastheer die in een overvloed aan eten en drinken voorziet.
29. De twee illustraties — die van een zorgzame herder en die van een gulle gastheer — sluiten goed bij elkaar aan.
30. In het oude Israël zorgde een gastvrije gastheer voor olie om het hoofd van zijn gasten in te wrijven.
31. Er was geen gastheer die voor vaten zorgde en er waren geen slaven om voeten te wassen.
32. De hoofdzetel van de kerk bevindt zich in deze stad, die onlangs de gastheer van de 19e Olympische Winterspelen was.
33. Onze gastheer en gastvrouw hielden koeien en boden ons dus bij het ontbijt en avondeten verse melk aan.
34. We deden eerst zaken in jouw appartement... daarna in het park en nu maak je mij de gastheer?
35. 17 De gastheer moet ervoor zorgen dat alle muziek, het dansen of ander amusement strookt met de christelijke beginselen.
36. Als het gesprek de verkeerde kant uit dreigt te gaan, kan de gastheer het tactvol in goede banen leiden.
37. Waarom dient de gastheer er goed over na te denken of hij alcoholische dranken zal serveren en muziek zal spelen?
38. U bent misschien dol op fruit, maar wat zou u denken van een gastheer die u fruit voorzette dat nog niet te eten was?
39. Het tonen van gastvrijheid aan onze broeders en zusters, ongeacht hun achtergrond, kan in zowel gast als gastheer het beste naar boven brengen. — Romeinen 12:13.
40. Ze behoren tot een hele stoet gedachten-controlerende parasieten: schimmels, virussen, wormen, insecten... allen gespecialiseerd in het ondermijnen en overwinnen van de vrije wil van hun gastheer.
41. Bij zo’n maaltijd gaf een joodse gastheer gewoonlijk blijk van gastvrijheid door de voeten van de gasten te wassen, die wellicht in sandalen over stoffige wegen hadden gelopen.
42. Zij nemen contact op met de gastheer om te vragen wie het toezicht over het geheel zal hebben, wat ook inhoudt dat hij tot het eind aanwezig zal zijn.
43. Om die les echt goed te begrijpen, moeten we nagaan hoe de mensen die luisterden naar Jezus’ illustratie over de gastheer die zich niet liet afschepen, over gastvrijheid dachten.
44. Toen we naar het bijkantoor wilden teruglopen, maakte de gastheer bezwaar door te zeggen: „Jullie kunnen niet weggaan hoor; het regent”, en hij probeerde er bij ons op aan te dringen daar te overnachten.